Oorbellen als uitvaartverzekering en tatoeages als identificatieteken: vissers hielden altijd rekening met de dood.
Op Urk aan het IJsselmeer vroeger de Zuiderzee - staat een monument voor omgekomen zeelieden. Het gebeurde namelijk regelmatig dat een kotter niet terug kwam van de visvangst. Mensen sloegen overboord. Soms verging een schip met man en muis. De zeelieden zelf waren zich goed bewust van de gevaren. Uit de uitdrukking 'de zee geeft en de zee neemt' kun je goed opmaken hoe zij over hun beroep als zeevisser dachten: je kon op zee je inkomen verdienen, maar ook je leven verliezen.
Volendammer visser met pijp, ca. 1905 - 1920.
De vissers uit de kustdorpen van de Zuiderzee zoals Urk, Marken of Volendam - waren vaak gelovig, en vonden een degelijke, christelijke begrafenis belangrijk. Maar wat als je overboord sloeg en je maten op het schip konden je niet meer vinden? Dan dreef je lijk maar wat rond, of spoelde het ergens op een vreemde kust aan. een begrafenis kon je wel schudden.
Daarom bestond er rond de Zuiderzee een mooi systeem om verdronken zeelui de laatste eer te kunnen bewijzen. Elke zeeman droeg een of twee gouden oorbellen of één gouden jasknoop, van behoorlijk gewicht en kwaliteit. Als ergens een onbekende zeeman aanspoelde, werden zijn oorbellen gebruikt om een begrafenis mee te betalen en een grafsteen mee op te richten. Ook werd gezocht naar tatoeages op het lichaam, want die konden iets vertellen over waar je vandaan kwam. Als je mazzel had, kon je dan zelfs in je eigen dorp worden begraven.
Tekst plus foto's van webpagina www.Anno.nl
zondag 13 april 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten