De oorsprong van het Oorlam.
In 1905 maakte de Nederlandsche marine, zoals de Koninklijke marine destijds heette, een eind aan een oude, geliefde traditie: het oorlam werd afgeschaft. Niet langer kregen de korporaals en manschappen op vaste tijden een gratis portie jenever.
De geschiedenis van het woord oorlam moet worden gezocht in Zuid-Afrika. Op Kaap de Goede Hoop woonde halverwege de 17e eeuw een grote groep Maleise dwangarbeiders. Men was gewoon alle Hollanders die op de Kaap aankwamen met twee Maleise uitdrukkinen te onderscheiden. Degenen die regelrecht uit Nederland kwamen, doopte men "órang baroe datang", "mens die pas is aangekomen, groentje, nieuweling".
Hollanders die uit Indië kwamen en via de Kaap naar huis terugkeerden, kregen de naam "orang lama datang-mens die lang geleden is aangekomen, oudgast". Orang lama datang werd verkort tot orang lama en vervolgens verbasterd tot ooriam.
Hollanders die uit Indië kwamen en via de Kaap naar huis terugkeerden, kregen de naam "orang lama datang-mens die lang geleden is aangekomen, oudgast". Orang lama datang werd verkort tot orang lama en vervolgens verbasterd tot ooriam.
De tijd die thuisvarende schapen aan de Kaap doorbrachten,werd oorlammentijd genoemd. De opvarenden verkochten er allerlei gesmokkelde waar en zetten vervolgens de bloemetjes buiten. In 1889 schreef de Leidse hoogleraar P.J. Veth, die als eerste uitvoerig onderzoek deed naar de geschiedenis van het woord oorlam: "Men ziet hieruit dat oorlammen (de oudgasten) veelal echte liefhebbers van de flesch waren, en als men zich de talloze avontuurlijke uitdrukkingen herinnert, die onze in dat opzicht maar al te zeer ontwikkelde volkstaal voor dronkenschap en hare oorzaak, de jeneverborrel, heeft uitgedacht, zal men het misschien niet ondenkbaar vinden, dat in oorlam de betekenis van borrelaar in die van borrel is overgegaan". Vandaar kreeg oorlam, behalve oudgast, ook de betekenis van "rantsoen jenever" en "borrel".
Men kan de borrelnaam oorlam dus uitleggen als "borrel zoals de oorlam, de oudgast er graag een lust".
Aan boord van oorlogsschepen werd het oorlam bewaard in het oorlamvaatje, een sierlijk ovaal tonnetje met een koperen kraan en dito banden. Een zekere matroos der eerste klasse, Dirk Jan genaamd, beschreef in zijn memoires hoe er aan het eind van de ge eeuw op schepen met dit vaatje werd omgesprongen: "Wanneer het tijd van oorlam was, als de schipper "handen schoon" ging fluiten voor het middagschaften, bracht de bottelier eigenhandig het vaatje naar het voorschip en schonk daaruit aan elke rechthebbende een klein tinnen bekertje jenever ter inhoud van vijfvingerhoeden. Op het fluitsignaal en het bijbehorende commando "oorlam" van de chef d'equipage had de uitdeling plaats volgens de scheepsrol, daartoe door den rollezer, den helper van den bottelier, afgeroepen. Later geschiedde de uitdeling tijdens baksgewijs'.
Bij bijzondere gelegenheden, bijvoorbeeld bij verjaardagen van leden van het Koninklijk Huis of als de commandant tevreden was over het werk van de opvarenden tijdens slecht weer, werd een extra oorlam uitgedeeld.
Bij de Britse marine heeft een dergelijke traditie overigens veel langer stand gehouden. Tot 1982 werd bij de Royal Navy nog met theedrinken een "tot of rum' (maatje rum) aan de schepelingen uitgereikt
Geen opmerkingen:
Een reactie posten